Eind maart 2021 verschafte Wouter Koolmees meer duidelijkheid over de ontwerp hoofdlijnen van de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Samen met sociale partners, UWV, Belastingdienst, Verbond van Verzekeraars en met betrokkenheid van zelfstandigenorganisaties werkt hij het voorstel van de Stichting van de Arbeid (hierna: de Stichting) voor een verzekeringsplicht voor zelfstandigen tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico op een uitvoerbare, betaalbare en uitlegbare wijze verder uit.
In het kader van beter ten halve gekeerd dan ten hele gedraaid lijkt de regering dan toch de valkuilen ook te zien. Die valkuilen liggen in de betaalbaarheid omdat de gezonde zzp’ers zich privaat gaan verzekeren en in de uitvoerbaarheid omdat dit gedrocht meteen bij aanvang volledige vast lijkt te lopen.
Koolmees gaat nu kijken hoe het wel kan en past daar de uitgangspunten, ondanks de afspraken, achteraf op aan. Uiteraard onder luid gepruttel van de vakbonden, die hier heel graag nog even overheen willen plassen.
Het nieuwste startpunt gaat uit van een verzekering (uitsluitend) voor winstgenieters, en maakt inzichtelijk of, hoe en wanneer de verschillen met het door de Stichting geadviseerde overbrugd kunnen worden.
De Stichting adviseert een verzekeringsverplichting voor zelfstandigen zonder personeel en sluit zelfstandigen met personeel uit van de verzekeringsverplichting.
De beoogde uitvoerders (het UWV en de Belastingdienst) stellen dat de heterogeniteit van de groep zelfstandigen en keuzes die zij krijgen, leidt tot uitvoeringsproblemen voor het UWV en de Belastingdienst.
De goede risico’s worden straks door de commerciële verzekeraars verzekerd. Waardoor de UWV premie steeds hoger wordt omdat de onverzekerden daar achter zullen blijven.
Koolmees definieert de openstaande punten langs 7 hoofdonderwerpen, te weten:
- De kring van verzekerden (waaronder de opt-out);
- De premie-inning;
- Het overgangsrecht;
- De uitkering en het uitkeringsregime;
- De claimbeoordeling;
- De re-integratie; en
- De betaalbaarheid en overige financiële punten.
Het kabinet houdt hierbij drie doelen voor ogen
-Solidariteit tussen zelfstandigen
- Keuzevrijheid
-Uitlegbaarheid en uitvoerbaarheid
Deze drie doelen geven onderling spanning. Keuzevrijheid leidt bijvoorbeeld tot minder solidariteit.
Zelfstandigen zonder personeel, directeur grootaandeelhouders (DGA-ers) zonder personeel, resultaatgenieters en meewerkende echtgenoten zijn bij in principe publiek verzekerd maar kunnen er voor kiezen om zich privé te verzekeren. De voorwaarden zijn dan wel dat de dekking ten minste gelijk moet zijn, tegen ten minste dezelfde premie (!) en een dekking die tot ten minste de AOW leeftijd loopt.
Zelfstandigen en DGA-ers die personeel in dienst hebben hoeven zich niet te verzekeren, maar mogen dit wellicht straks wel.
Naar aanleiding van de impactanalyse door de Belastingdienst en UWV wordt het uitgangspunt bij de verdere ontwikkeling een eenvoudige verzekering voor winstgenietende ondernemers. Daarbij wordt uitgegaan van een verzekering voor iedereen die winst uit onderneming geniet, zonder dat daar uitzonderingen op worden gemaakt of keuzemogelijkheden worden gegeven tegen een uniform premiepercentage.
Uitgangspunt is een aan de WIA gelijke, uniforme eigen risico periode met een voor elke zelfstandige gelijk publiek premiepercentage.
Na ziekmelding van de verzekerde stelt het UWV de eerste ziektedag vast, verricht de claimbeoordeling, bepaalt daarbij het recht op en de hoogte van de uitkering en verstrekt deze aan de publiek verzekerde zelfstandige. Het recht op uitkering kan ontstaan vanaf het 18e jaar en loopt door tot maximaal de AOW-gerechtigde leeftijd. De hoogte van de publieke uitkering is in principe gebaseerd op het inkomen dat de betrokkene als zelfstandige verdiende in het kalenderjaar voorafgaand aan zijn eerste ziektedag (het refertejaar). De uitkering is gemaximeerd op 100% van het wettelijk minimumloon (WML).
Verzekerd wordt het recente inkomen en als dat hoger is het gemiddelde inkomen van de laatste 5 jaar.